Antwoord op Verzoek Uitzondering voor patiënten in het verkeer die gebruik maken van medicinale cannabis (speekseltest)

11 maart 2021

Begin december 2020 hebben we een brief gestuurd naar de vaste commissies van Infrastructuur en Waterstaat, alsmede Justitie en Veiligheid, alsmede Volksgezondheid, Welzijn en Sport, betreffende uitzondering in het verkeer voor patiënten die cannabis als medicijn gebruiken.

Vandaag hebben we hier een uitgebreide reactie op gekregen Communicatiebrief Medicijngebruikers in het verkeer – PGMCG

Hierin is gevraagd of we dit op onze website willen plaatsen, zodat patiënten op de hoogte zijn.

Omdat er relatief weinig medicijngebruikers onterecht in het strafrecht terechtkomen, vindt men een uitzondering blijkbaar niet nodig!

Ondertussen hebben diverse patiëntenverenigingen contact gezocht met PGMCG om alles te bundelen.

De Brief

Geachte mijnheer en mevrouw Hutten de Bruijn,

Samen met de ministers voor Medische Zorg en Sport en Infrastructuur en Waterstaat hebben wij zorgvuldig gezocht naar de beste manier om te voorkomen dat gebruikers van medicijnen, waarvan de therapeutische dosering boven de grenswaarden komt in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, onterecht in het strafproces terechtkomen. Zoals u kunt lezen in onze brief aan de Tweede Kamer hebben wij meerdere oplossingen bekeken en gekozen om op dit moment de huidige werkwijze van de politie en het OM aan te houden.

Wij begrijpen dat er zorgen zijn dat medicijngebruikers mogelijk onterecht in het strafproces terecht kunnen komen. Daarom hebben we de huidige werkwijze goed onderzocht. Hieruit blijkt dat relatief weinig medicijngebruikers onterecht in het strafrecht terechtkomen en de huidige werkwijze van de politie en het OM op dit moment de meest veilige en verantwoorde oplossing is. Vanzelfsprekend zullen de ministers wederom met elkaar in gesprek gaan, mocht daar aanleiding toe zijn.

Wat houdt de huidige werkwijze politie en OM in?

De politie controleert niet zomaar op drugs- of medicijngebruik in het verkeer. Dit doen agenten alleen als er aanwijzingen zijn van onveilig rijgedrag of uiterlijke kenmerken die wijzen op drugsgebruik. De politie neemt dan een speeksel- of psychomotorische test af. Bij een psychomotorische test kijkt de politie naar de oog- en spraakfunctie om te bepalen of de bestuurder onder invloed is. Als blijkt dat de bestuurder onder invloed is van een stof, dan neemt de politie de bestuurder mee naar het bureau voor een bloedtest. Medicijngebruikers kunnen aangegeven dat zij voorgeschreven geneesmiddelen gebruiken. De agent noteert dit in het proces-verbaal. Het OM zal aan die bestuurders vragen om een doktersrecept in te sturen. Het OM beslist op basis van alle feiten en omstandigheden of de bestuurder wordt vervolgd of niet. Vervolging gebeurt bijvoorbeeld wanneer de medicijngebruiker geen doktersrecept kan insturen, het medicijn is gebruikt in combinatie met drugs of alcohol, of een hogere dosering heeft genomen dan voorgeschreven en toch is gaan rijden. In dit soort situaties vormt de medicijngebruiker een risico voor de verkeersveiligheid.

Wat moeten medicijnengebruikers weten?

We gaan er vanuit dat mensen verantwoordelijk omgaan met hun medicijnen. Dat betekent dat zij het medicijn volgens recept innemen, de bijsluiter lezen en geen alcohol en/of drugs gebruiken in combinatie met het medicijn. Bij sommige medicijnen moet de gebruiker eerst wennen voordat zij kunnen deelnemen aan het verkeer. Als iemand merkt dat het medicijn invloed heeft op het rijgedrag, dan mag de gebruiker nog niet deelnemen aan het verkeer. Als de gebruiker hierover twijfelt dan kan hij of zij dit bespreken met de apotheker of huisarts. Mogelijke bijwerkingen zijn te vinden in de bijsluiter en een rijvaardigheidsadvies staat op www.rijveiligmetmedicijnen.nl. Belangrijk om te melden is dat het gebruik van medicijnen waarvoor grenswaarden gelden altijd strafbaar is als deze worden gebruikt in combinatie met drugs of alcohol.

Communicatie richting medicijngebruikers

Om te zorgen dat medicijngebruikers goed geïnformeerd zijn, willen we graag samen optrekken in de communicatie. Wij zorgen dat het beleid eenvoudig vindbaar is op de websites van de politie, het OM en de rijksoverheid (zie: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkeersveiligheid/vraag-en-antwoord/medicijnen-in-het-verkeer). Wij stellen het zeer op prijs als u op uw website en via uw eigen kanalen deze informatie deelt met partners en medicijngebruikers. Als u behoefte heeft aan specifieke communicatiemiddelen kunt u dit aangegeven bij één van de departementen. Daarnaast gaan we graag met u in gesprek over hoe medicijngebruikers het beste geïnformeerd kunnen worden.

 

Tevens vind je hier de Kamerbrief werkgroep medicijngebruikers in het verkeer

In de beantwoording van de vragen uit het Schriftelijk Overleg Verkeersveiligheid van 18 december 20201 heb ik u een brief toegezegd over het resultaat van de interdepartementale werkgroep Medicijngebruikers in het verkeer. In deze brief ga ik hierop in mede namens de ministers voor Medische Zorg en Sport (MZS) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW).

De werkgroep Medicijngebruikers in het verkeer heeft onderzocht of er een verkeersveilige en medisch verantwoorde oplossing is voor medicijngebruikers in het verkeer. De ministers van MZS en IenW en ikzelf zijn tot de conclusie gekomen dat gezien de geringe omvang van de problematiek in de praktijk en complexiteit van dit onderwerp het aanhouden van de huidige werkwijze van politie en OM op dit moment de beste optie is. Uit de verkenning van de werkgroep is gebleken dat de verkende oplossingen de verkeersveiligheid niet waarborgen en medicijngebruikers die deelnemen aan het verkeer niet geheel buiten het strafproces kunnen houden.

Aanleiding instellen werkgroep

Sinds 1 juli 2017 zijn gebruikers van medicinale cannabis, morfine en dexamfetamine die deelnemen aan het verkeer strafbaar als de concentratie in het bloed boven de grenswaarden komt, die zijn opgenomen in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit). De Kamer heeft bij de parlementaire behandeling van de Wet drugs in het verkeer(2) aangegeven geen onderscheid te willen maken tussen medicinaal en recreatief gebruik van die stoffen, omdat de verkeersveiligheid leidend moet zijn. Naar aanleiding van schriftelijke vragen(3) van de Kamer over de strafbaarheid van bestuurders die geneesmiddelen op medisch voorschrift gebruiken heb ik mede namens de ministers van MZS en IenW toegezegd met een verkeersveilige en medisch verantwoorde oplossing te komen.(4) Daarvoor is een interdepartementale werkgroep opgericht om de oplossingen hiervoor te verkennen. Bij deze verkenning zijn naast de departementen JenV, MZS en IenW, de politie, het OM, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en andere organisaties betrokken geweest.

Resultaat van de verkenning en huidige werkwijze

Het resultaat van de verkenning is dat de huidige werkwijze van de politie en het OM enerzijds de verkeersveiligheid borgt en anderzijds voorkomt dat medicijngebruikers ten onrechte een sanctie krijgen opgelegd. Wij achten deze werkwijze daarom op dit moment de meest veilige en verantwoorde oplossing. De andere verkende oplossingen kunnen de verkeersveiligheid niet waarborgen, zijn juridisch complex of niet uitvoerbaar. Daarnaast leidt geen van de verkende oplossingen ertoe dat de medicijngebruiker geheel buiten het strafproces wordt gehouden. De medicijngebruiker zal in alle verkende oplossingen bij controle van de politie een speekseltest en een bloedonderzoek moeten ondergaan.

De huidige werkwijze ziet er als volgt uit. De politie neemt alleen bij een bestuurder die verkeersonveilig gedrag of uiterlijke kenmerken vertoont die wijzen op drugsgebruik een speeksel- of psychomotorische test af. Als bij een bestuurder die op medisch voorschrift geneesmiddelen gebruikt een test wordt afgenomen waarvan het resultaat positief is, zal er bloed worden afgenomen. Dan kan de bestuurder bij de politie aangeven dat hij of zij geneesmiddelen op voorschrift gebruikt. De politieagent zal dit in het proces-verbaal noteren. Het OM zal de bestuurders die aangeven een dergelijk geneesmiddel te hebben gebruikt, de gelegenheid bieden om een recept(5) in te sturen. Vervolgens wordt aan het NFI gevraagd of de aangetroffen concentratie van de stof in het bloed past binnen de therapeutische range van de voorgeschreven dosering en wat de effecten daarvan zijn op de rijvaardigheid. Met inachtneming van deze en alle overige feiten en omstandigheden wordt beoordeeld of de medicijngebruiker zal worden vervolgd.

Feiten

De huidige werkwijze zorgt ervoor dat relatief weinig gebruikers van geneesmiddelen in het strafproces terechtkomen. In de periode 1 juli 2017 tot 1 augustus 2018 (6) en in 2019 zijn in totaal 6.750 drugs in het verkeerzaken bij het OM aangeleverd. Er is in 23 zaken medicinaal verweer gevoerd. Van deze 23 zaken heeft in 20 zaken een veroordeling plaatsgevonden en is aan de verdachte een straf opgelegd. In al deze gevallen waren er andere omstandigheden dan enkel het gebruik van één geneesmiddel, zoals combinatie-gebruik, het veroorzaken van een ongeval, opvallend afwijkend rijgedrag of gevaarlijk rijgedrag en het zich niet houden aan de voorgeschreven dosering. Bij 3 zaken heeft de verdachte een recept overhandigd en heeft de rechter geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was wat heeft geleid tot ontslag van alle rechtsvervolging. De bovengenoemde ervaring en geringe omvang van de problematiek is een belangrijke factor om op dit moment geen wijzigingen door te voeren. Vanzelfsprekend zal bij significante wijzigingen in dit praktijkbeeld opnieuw gekeken worden of de huidige oplossing hiervoor nog steeds de meest passende is.

Onderzochte oplossingsrichtingen

Ik ben van mening dat hard moet worden opgetreden tegen bestuurders die onder invloed van drugs deelnemen aan het verkeer zonder dat de bestuurders die op een verantwoorde manier geneesmiddelen(7) gebruiken en geen gevaar voor de verkeersveiligheid vormen, hiervan de dupe worden. Daarom is bij de verkenning naar de oplossingen rekening gehouden met de volgende voorwaarden: de verkeersveiligheid is gewaarborgd, combinatiegebruik met andere stoffen en/of alcohol is strafbaar, de bestuurder is strafbaar bij een hogere inname dan de voorgeschreven dosis, bij onvoldoende gewenning of bij het ervaren van bijwerkingen die de rijvaardigheid negatief beïnvloeden.

De werkgroep heeft vier alternatieven onderzocht(8):

I.De medicijngebruiker hoeft geen speeksel- of bloedtest te ondergaan als zij bij staandehouding een document9 als bewijs voor geneesmiddelengebruik kan overhandigen aan de agent.

II.Het vastleggen van de huidige werkwijze van de politie en het OM in wet- en regelgeving.

III.Het vaststellen van nieuwe (hogere) grenswaarden voor medicijngebruikers in het Besluit.

IV.Het opstellen van een strafuitsluitingsgrond in de Wegenverkeerswet 1994 voor medicijngebruikers

Ik zal hieronder kort toelichten waarom er niet is gekozen voor deze oplossingen.

Ad I: Het overhandigen van een document als bewijs voor geneesmiddelengebruik is niet voldoende voor de politie om te kunnen bepalen of er sprake is van combigebruik of een hogere hoeveelheid ingenomen geneesmiddel dan de voorgeschreven dosering. Alleen uit de bloedtest blijkt of een bestuurder onder invloed is van een of meer stoffen of een hogere hoeveelheid tot zich heeft genomen dan de voorgeschreven dosering. Daarom moet er altijd een bloedtest plaatsvinden. Daarnaast zijn er ook andere nadelen van het overhandigen van een document. Zo wordt ingeschat dat het vervalsen van een dergelijk document gemakkelijk zal zijn en dat veiligheidswaarborgen hoge kosten en administratieve lasten meebrengen.

Ad II: Door het vaststellen van de huidige werkwijze van politie en het OM in wet-of regelgeving kunnen de bestuurders bepleiten dat er geen grond was om een speeksel-, psychomotorische- of bloedtest af te nemen. Omdat zij geen verkeersonveilig gedrag of geen kenmerken van het onder invloed zijn van drugs vertoonden. Dit wordt niet wenselijk geacht, omdat dit de handhavingsvrijheid van de politie en de vervolgingsmogelijkheden van het OM dusdanig kunnen beperken, dat sommige bestuurders die onder invloed waren van een stof vrijuit kunnen gaan.

Ad III: Het vaststellen van nieuwe (hogere) grenswaarden voor medicijngebruikers in het Besluit drugs, alcohol en geneesmiddelen in het verkeer is niet uitvoerbaar, omdat er geen standaarddosering te bepalen is waarbij alle medicijngebruikers veilig kunnen rijden. De mate van gewenning verschilt per geneesmiddelengebruiker en daarmee verschilt ook het effect van de stof op het rijgedrag en de rijgeschiktheid. In het algemeen geldt dat bij een hogere dosering een groter ongewenst effect op de rijgeschiktheid wordt verwacht. Hierdoor kan de verkeersveiligheid niet worden gewaarborgd bij het vaststellen van hogere grenswaarden in de wet

Ad IV: Het opstellen van een strafuitsluitingsgrond is juridisch zeer complex.Omdat bij een strafuitsluitingsgrond dient te worden uitgegaan van de gewende gebruiker die zich houdt aan de voorgeschreven dosering. Beide componenten kunnen niet getoetst worden door de rechter, omdat de periode van gewenning persoonsafhankelijk is en het niet mogelijk is om de precieze dosering te herleiden uit de bloedwaarden. Bovendien maakt het opportuniteitsbeginsel het de officier van justitie nu al mogelijk op grond van medisch verweer te besluiten niet te vervolgen(10).

Communicatie richting burgers en belangenverenigingen

Het is van belang dat de geneesmiddelengebruikers goed begrijpen hoe het beleid in elkaar zit. Daarom zal ik tezamen met de ministers van MZS en IenW hierover in gesprek treden met de belangenverenigingen, KNMP, Instituut Verantwoord Medicijngebruik en andere stakeholders. De ze partijen zullen een brief ontvangen, waarin wordt uit gelegd waarom de huidige werkwijze op dit moment wordt aangehouden en waarin partijen wordt gevraagd mee te werken aan een eenduidige communicatie over dit beleid, zodat dit duidelijk is voor de geneesmiddelengebruikers.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

 

1 Kamerstukken II-2019/2020, kenmerk 3114272.

2 Wet van 26 september 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs, Stb. 2014, nr. 353.

3 Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 303.

4 Kamerstukken II 2017/18, kenmerk 2134704.

5 Een recept met ten minste een waarmerk en een handtekening van de arts die het geneesmiddel heeft voorgeschreven.

6 Het aantal zaken in de periode van 1 augustus 2018 tot 1 januari 2019 kan het OM niet aanleveren, vanwege een fout in het systeem.

7 Als hun geneesmiddel een van de tien stoffen bevat, bedoeld in artikel 8, vijfde lid Wegenverkeerswet 1994.

8 In de bijlage worden de resultaten uitgebreid beargumenteerd

9 Een medisch voorschrift, een verklaring van de arts of actuele medicatieoverzicht al dan niet in combinatie met een bewijs van rijgeschiktheid van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.

10. art167 en 242 Wetboek van Strafvordering

En hier de  Bijlage Kamerbrief werkgroep medicijngebruikers in het verkeer

Bijlage. Kamerbrief verkenning oplossingsrichtingen werkgroep medicijngebruikers in het verkeer

De werkgroep medicijngebruikers in het verkeer heeft onderzocht of er een verkeersveilige en medisch verantwoorde oplossing is voor medicijngebruikers in het verkeer. Onderstaand zijn de verschillende oplossingsrichtingen en de afwegingen beschreven.

Verkende oplossingsrichtingen:

1. De geneesmiddelengebruiker hoeft geen speeksel- of bloedtest te ondergaan als zij bij staandehouding een document als bewijs voor geneesmiddelengebruik kan overhandigen aan de agent.

De documenten waarnaar is gekeken betreffen:

1.Medicatieoverzicht van de apotheek

2.Verklaring en procedure bij het CBR

3.Verklaring en procedure bij het CAK

Ad. 1 Een medicatie-overzicht van apotheek dient aangeleverd te worden in combinatie met de patiëntgegevens en de dosering van voorgeschreven en ter hand gestelde medicatie. Het formulier dient gegevens te bevatten van de apotheek, zodat de betrouwbaarheid van het document te door derde vastgesteld kan worden. Verificatie van de voorschrijving dient mogelijk te zijn. De procedure bij de apotheek dient fraudebestendig te zijn.

Ad. 2. Verklaring van geneesmiddelengebruik en het starten van een procedure bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) geeft de zekerheid dat een bestuurder voldoet aan de geschiktheidseisen die gesteld zijn in de Regeling eisen geschiktheid 2000. Dus medisch in staat wordt geacht om veilig rijgedrag te vertonen. De procedure bij het CBR zou dan moeten voldoen aan de gestelde wettelijke vereisten en dient fraudebestendig te zijn. Een dergelijke procedure bij het CBR inrichten betekent een grote tijdsinvestering en er zijn extra kosten voor de burger. Een nieuw document moet ontwikkeld worden, omdat medische informatie op het rijbewijs wettelijk niet is toegestaan.

Ad. 3. Verklaring van geneesmiddelengebruik en het starten van een procedure bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK) geeft de zekerheid dat een bestuurder een geldige verklaring in bezit heeft. De procedure bij het CAK zou dezelfde vorm hebben als bij de verklaring voor het meenemen van medicijnen naar het buitenland, de Schengenverklaringen. Dit zou een fraudebestendige procedure zijn, maar zou kunnen leiden tot aanzienlijke kosten voor het CAK.

Er is een oordeel gemaakt aan de hand van de betrouwbaarheid, fraudegevoeligheid, uitvoerbaarheid en de effectiviteit van deze verschillende documenten en procedures. Het grootste bezwaar is dat, het overhandigen van een document als bewijs voor geneesmiddelengebruik niet voldoende is voor de politie om te kunnen bepalen of er sprake is van combigebruik of een hogere dan de voorgeschreven dosering. Alleen uit de bloedtest blijkt of een bestuurder onder invloed is van één of meer stoffen of een hogere hoeveelheid tot zich heeft genomen dan de voorgeschreven dosering. Daarom moet er altijd een bloedtest plaats vinden. Daarbij wordt ingeschat dat het vervalsen van een dergelijk document gemakkelijk zal zijn als deze geen kenmerken bevat om op echtheid te kunnen controleren. Ook zal het document opnieuw opgemaakt moeten worden als de dosering van het geneesmiddel gewijzigd wordt of een nieuwe geneesmiddelen wordt voorgeschreven.

2. Het vastleggen van de huidige werkwijze van de politie en OM in wet- en regelgeving

Door het vastleggen van de huidige werkwijze van de politie en het OM in wet- en regelgeving kunnen de bestuurders bepleiten dat er geen grond was om een speeksel-, psychomotorische- of bloedtest af te nemen. Omdat zij geen verkeersonveilig gedrag of geen kenmerken van het onder invloed zijn van drugs vertoonden. Dit wordt niet wenselijk geacht, omdat dit de handhavingsvrijheid van de politie en de vervolgingsmogelijkheden van het OM dusdanig kunnen beperken, dat sommige bestuurders die onder invloed waren van een stof vrijuit kunnen gaan. De
politie verliest de bevoegdheid om bij andere aanwijzingen van het onder invloed rijden een speekseltest af te kunnen nemen.

3. Het vaststellen van nieuwe (hogere) grenswaarden in bloed voor medicijngebruikers

Binnen de werkgroep is gesproken over de mogelijkheid om nieuwe (hogere) grenswaarden in bloed voor geneesmiddelgebruikers van dexamfetamine, medicinale cannabis en morfine vast te stellen in het Besluit drug, alcohol, geneesmiddelen in het verkeer. Door het vaststellen van nieuwe (hogere) grenswaarden voor deze groep geneesmiddelgebruikers, overtreden zij niet langer de wet op het moment dat zij deelnemen aan het verkeer. Voor het vaststellen van een nieuwe grenswaarden is advies ingewonnen bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK), het KNMP, het Nederlands Forensisch Instituut en het OM.

Het CBG heeft aangegeven geen uitspraken te doen over een veilige patiëntennorm van de geneesmiddelen. Het CBG gaat namelijk niet over de rijvaardigheid. De gegevens van het CBG, KNMP en SFK gecombineerd tonen aan dat het waarschijnlijk mogelijk is om voor morfine en dexamfetamine hogere grenswaarden vast te stellen. Daarbij is niet vastgesteld of de medicijngebruiker bij deze hogere grenswaarde ook rijgeschikt is.

Voor de verkeersveiligheid is het van belang dat bij het vaststellen van de hogere grenswaarden voor medicijngebruikers dat met zekerheid gesteld kan worden dat de medicijngebruiker rijgeschikt is. Bij het vaststellen van een hogere grenswaarden zal het verboden blijven om deel te nemen aan het verkeer door medicijngebruikers die onvoldoende gewend zijn en bij wie (nog) sprake is van bijwerkingen die de rijvaardigheid beïnvloeden, om de verkeersveiligheid te borgen. Daarnaast blijft combinatiegebruik van alcohol en/of drugs en geneesmiddelen en deelname aan het verkeer met een hogere dosis dan de voorgeschreven dosering, strafbaar.

Om te kunnen werken met een systeem waarin medicijngebruiker hogere grenswaarden zijn vastgesteld voor geneesmiddelgebruikers, dient het mogelijk te zijn om bij iedere geneesmiddelgebruiker aan de hand van bloedwaarden de precieze dosering van een geneesmiddelvast te stellen en combi-gebruik te detecteren. Er dient aan de hand van bloedwaarden onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen de volgende vier groepen:

1.Medicijngebruiker houdt zich aan de voorgeschreven dosering.

2.Medicijngebruiker wijkt van de voorgeschreven dosering af.

3.Medicijngebruiker komt boven de grenswaarden uit zoals gesteld in het Besluit.

4.Er is sprake van combi-gebruik.

Om deze reden is het NFI geraadpleegd om na te gaan of het mogelijk is om een dosering vast te stellen waarbij alle medicijngebruikers ook rijgeschikt zijn. Het NFI heeft aangegeven dat er geen standaard gesteld kan worden voor de dosering van deze medicijnen en de mate van invloed op de rijgeschiktheid. In het algemeen geldt dat bij een hogere dosering een groter (ongewenst) effect op de rijgeschiktheid wordt verwacht. De mate van gewenning verschilt per patiënt en daarmee verschilt ook de rijgeschiktheid. Hierdoor is het bepalen van standaardgrenswaarden waarbij alle medicijngebruikers ook rijgeschikt zijn niet mogelijk.

Het NFI heeft aangegeven dat het lastig is de precieze dosering bij inname van het medicijn uit bloedwaarden te herleiden, omdat bloedwaarden worden beïnvloed door verschillende factoren. Waaronder het tijdstip van bloedafname ten opzichte van inname, verschillen in metabolisme per persoon, het lichaamsgewicht en de toedieningsvorm. Hierdoor kan niet vastgesteld worden of een medicijngebruiker zich heeft gehouden aan de voorgeschreven dosering. Het is hierdoor niet mogelijk om aan de hand van bloedwaarden een onderscheid te maken tussen groep 1 en 2. Wel is het mogelijk om combi-gebruik aan te tonen.

Het NFI heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om een standaarddosering aan te geven waarbij iedere medicijngebruiker ook veilig rijgedrag vertoont en het is niet mogelijk om de precieze dosering bij inname vast te stellen om te bepalen of een medicijngebruiker een hogere dosering tot zich heeft genomen dan hij voorgeschreven heeft gekregen. Hierdoor kan niet worden voldaan aan de voorwaarden die gesteld zijn voor het opstellen van hogere grenswaarden.

4. Uitwerken strafuitsluitingsgrond voor medicijngebruikers  

Tot slot is verkend of er wellicht een algemene strafuitsluitingsgrond kan worden vastgesteld voor medicijngebruikers. Bij het vaststellen van een strafuitsluitingsgrond moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: de verkeersveiligheid is gewaarborgd, het is handhaafbaar, medicijngebruikers blijven strafbaar bij inname van een hogere dosering, bij onvoldoende gewenning of bij bijwerkingen die de rijvaardigheid beïnvloeden en combi-gebruik blijft strafbaar.Een strafuitsluitingsgrond is geen vrijbrief. Ook bij een strafuitsluitingsgrond zal de medicijngebruiker het strafrechtelijke proces ingaan. Er moet worden onderzocht of de bestuurder strafbaar is vanwege een hogere inname dan de voorgeschreven dosis, onvoldoende gewenning of bij het ervaren van bijwerkingen die de rijvaardigheid negatief beïnvloeden.

Om in de rechtbank te kunnen bewijzen dat is voldaan aan een strafuitsluitingsgrond moeten alle componenten getoetst kunnen worden. Bij de strafuitsluitingsgrond wordt uitgegaan van de gewende gebruiker en die zich houdt aan de voorgeschreven dosering. Beide componenten zijn niet of niet eenduidig vast te stellen door de rechter;

Gewende gebruiker:De periode van gewenning is persoonsafhankelijk. Per geneesmiddel en per persoon kan de gewenningsperiode verschillen. Daarover zal discussie ontstaan over wanneer een persoon gewend is en de vraag is of iemand met wisselende dosering/medicatie of een verandering in de gezondheidstoestand ook steeds een nieuwe periode van gewenning in acht moet nemen.

Houden aan de voorgeschreven dosering: Het is niet mogelijk om te toetsen in het strafrechtelijke onderzoek of een persoon zich aan de voorgeschreven dosering heeft gehouden – om te kunnen bewijzen of een medicijngebruiker zich niet aan de voorgeschreven dosering heeft gehouden dient het mogelijk te zijn om de precieze dosering bij inname te herleiden uit de bloedwaarden. Uit het advies van het NFI blijkt dat het niet mogelijk is om de precieze dosering uit de bloedwaarden te herleiden. Daarom kan niet worden vastgesteld of een medicijngebruiker zich aan de voorgeschreven dosering heeft gehouden. In de huidige werkwijze geeft het NFI aan dat naar waarschijnlijkheid een persoon zich heeft gehouden aan de dosering die is voorgeschreven. De precieze dosering is echter niet te achterhalen, dus kan ook niet met zekerheid gesteld worden of er sprake is van een hogere dosering bij inname.

Daarnaast bestaat binnen het strafrecht het opportuniteitsbeginsel dat de mogelijkheid biedt aan de officier van justitie om de beslissing te maken een strafbaar feit niet te vervolgen op grond van het algemeen belang (art. 167 en 242 Wetboek van Strafvordering). Hieronder kan ook het medisch verweer geschaard worden. Dit leidt in de praktijk ertoe dat een gering aantal medicijngebruikers strafrechtelijk vervolgd worden.

Op dit antwoord is onze reactie (ingezonden voor overleg op 20 april):

Bevindingen n.a.v. de uitkomst verkenning interdepartementale werkgroep.

Vooropgesteld vinden wij eveneens dat er hard moet worden opgetreden tegen bestuurders die recreatieve drugs nemen en deelnemen aan het verkeer.

Het blijft schrijnend dat bestuurders die op verantwoorde wijze gebruik maken van medicinale cannabis en geen gevaar voor de veiligheid vormen toch de dupe worden omdat de overheid nalaat een passende oplossing te bedenken voor deze patiënten.

Dit betreft alle patiënten die cannabis voor medicinale redenen gebruiken op doktersvoorschrift. Deze patiënten worden aanhoudend gecriminaliseerd. Hiermee draagt de overheid bij aan het verder stigmatiseren van deze groep patiënten.

Uw bevindingen staan haaks op het beleid van het Bureau Medicinale Cannabis en bevindingen van onderzoekers van bijvoorbeeld NFI.

Met betrekking tot uw bevindingen, merken wij het volgende op:

U stelt dat het relatief gezien weinig medicijngebruikers zijn die in het strafrecht terecht komen. U gaat voorbij aan de ernst van de gevolgen voor deze medicijngebruikers/ medicinale cannabisgebruikers die in het strafrecht terecht komen. De gevolgen zijn van grote impact. Verlies mobiliteit, bij ziekte sociale isolatie / afhankelijkheid omgeving. Verlies baan ontstaan hoge kosten om rijbewijs weer terug te krijgen. Dit zijn gevolgen die vaak onomkeerbaar zijn.

Politie controleert niet alleen op gevaar, er wordt bij de geur van cannabis een nadere controle uitgevoerd, patiënten komen dan per direct in een strafrechtelijk traject hetgeen blijft bijdragen aan de Stigmatisering van de medicinale cannabis gebruiker. Patiënten worden bij het uitblijven van uitzonderingsposities door de overheid binnen het strafrechtelijk traject gehouden.

Het CBR heeft geen mogelijkheid om onderzoek te doen naar medicatie gebruik. Alle onderzoeken van het CBR worden verricht in de context van het misbruik van verslavende middelen. Het gebruik van cannabis wordt omschreven als drugsmisbruik.

Er wordt ook bij deze benadering van de patiënten in het strafrecht geen rekening gehouden met de menselijke maat. De politie noch het CBR kent uitzonderingsposities aparte onderzoeken voor patiënten zijn er niet. Men wordt volgens dezelfde methoden onderzocht als de recreatieve drugsmisbruiker.

Op de bijsluiter van medicinale cannabis uit de apotheek staat dat men na 14 dagen aan het verkeer kan deelnemen tevens is onder andere door het NFI vastgesteld dat de mate van invloed op de rijvaardigheid afhankelijk is van de gewenning van de gebruiker aan de effecten van THC. Er treed na een periode van ongeveer 2 weken een tolerantie effect op.

De hoeveelheid/ dosis zoals gebuikt wordt altijd in overleg met de behandelend arts afgestemd.

Kort samengevat stelt u dat oplossingen, te duur zijn, de handhavingsvrijheid van de politie beknot, onmogelijk zijn omdat patiënten niet in een standaard passen en/of te gering in aantal zijn.

De door u beschreven bevindingen en onderzoeksresultaten in de brief van 5 maart 2021 achten wij zeer teleurstellend omdat volgens ons patiënten niet thuis horen in het strafrecht. Wij vinden dat de overheid een zorgplicht heeft t.o.v. deze patiënten, ook al is de problematiek complex.

Wij zullen ons blijvend inzetten voor een toekomst waar patiënten die genoodzaakt zijn medicinale cannabis te gebruiken, niet langer gestigmatiseerd worden omdat zij aanhoudend in een strafrechtelijk traject terecht komen.

Uiteraard blijven wij open staan voor nadere gesprekken.

 

Bestuur Stichting PGMCG